In het Paleis van St. Cloud, den 18 Augustus 1811.
Napoleon, Keizer der Franschen, Koning van Italiën,
Beschermer
van het Rhijnverbond, Bemiddelaar van het Zwitsersch Bondgenootschap.
Op het rapport van onzen Groot-Regter Minister van Justitie;
Gezien ons Decreet van den 20 July 1808;
Onzen Staatsraad gehoord;
Hebben wij gedecreteerd en decreteeren het geen volgt:
Art 1.
De genen onzer onderdanen in de departementen van het
voormalig
Holland, der Monden van den Rhijn, der Monden van de Schelde en van het
arrondissement Breda, welke tot dus verre genen vasten familienaam of
voornamen
hebben gehadt, zullen gehouden zijn, zodanigen, in den loop van het
jaar
der bekendmaking van ons tegenwoordig decreet, aan te nemen, en de
opgave
daarvan te doen aan den ambtenaar van den civielen staat der gemeente,
alwaar zij woonachtig zijn.
Art 2.
De namen van steden zullen niet toegelaten worden als
familie-namen.
Als voornamen mogen worden aangenomen dezulke, die bij wet van den II
germinal
IIde jaar zijn toegestaan. Art 3.
De maires, de opneming der inwoners hunner gemeenten doende,
zullen
gehouden zijn, te onderzoeken en ter kennis van het bestuur te brengen,
of dezelve persoonlijk de bij voorgaande artikelen voorgeschreven
voorwaarden
hebben vervuld.
Zij zullen insgelijks gehouden zijn, de genen der inwoners van
hunne
Gemeenten, die van naam veranderd zijn, zonder zich te hebben gedragen
naar de bepalingen van de bovengemelde wet van II Germinal IIde jaar,
ter
kennis van het bestuur te brengen.
Art 4.
Van de bepalingen van ons tegenwoordig decreet zullen
uitgezonderd
zijn dezulken onzer onderdanen van de departementen van het voormalig
Holland,
der Monden van den Rhijn, der Monden van de Schelde en van het
arrondissement
Breda, die bekende namen en voornamen hebben, en welke zij bestendig
hebben
gevoerd, al ware het, dat die namen en voornamen voortkomstig zijn uit
die der steden.
Art 5.
De genen onzer onderdanen, in het voorgaand artikel vermeld,
die
hunne namen en voornamen willen behouden, zullen desniettemin gehouden
zijn, dezelve op te geven, te weten: die, welke in bovengemelde
departementen
wonen, bij de mairie der gemeente, alwaar zij woonachtig zijn, en de
andere,
bij de zoodanige, alwaar zij voornemens zijn, hunne woonstede te
vestigen:
alles binnen den tijd, in art. 1 vermeld.
Art 6.
De familienaam, dien de vader, of, bij ontstentenis van dien,
de
grootvader van vaderszijde, verklaard heeft, te willen aannemen, of
welke
hem toegekend zal blijven, zal aan alle kinderen worden gegeven, die
gehouden
zullen zijn, denzelven te voeren en aan te nemen in de akten; ten dien
einde zal de vader, of, bij gebreke van dien, de grootvader, de
aanwezig
zijnde kinderen en kleinkinderen in zijne opgave vermelden, alsmede
derzelver
woonplaats; en dezulke onzer onderdanen, die hunnen vader, of bij
ontstentenis
van denzelven, hunnen grootvader nog in leven hebben, behoeven slechts
te verklaren, dat hij nog in leven is, benevens de plaats van zijn
verblijf.
Art 7.
Zij, die de bij het tegenwoordig decreet voorgeschreven
formaliteiten,
en binnen den daar bij vermelden tijd, niet zullen vervuld hebben, en
zij,
die, in eenige publieke akte of onderhandsche verbintenis, willekeurig
en zonder zich te hebben gedragen naar de bepalingen der wet van den
IIden
germinal IIde jaar, van naam veranderd zouden zijn, zullen
overeenkomstig
de wetten gestraft worden.
Art 8.
Onze grootregter minister van justitie en onze minister van
binnenlandsche
zaken zijn belast, ieder voor zoo veel hem aangaat, met de uitvoering
van
het tegenwoordig Decreet, dat in het bulletin der wetten zal worden
geplaatst.
NAPOLEON
Van wege den Keizer,
de Minister Secretaris van Staat,
De Graaf DARU
|