ZES MAANDEN IN AMERIKA

  


Pagina 1





Voorjaar 1881: Ferwerd

In den winter en het voorjaar van l88l logeerde te Marrum ten huize van J. H. Miedema landbouwer aldaar, een neef van L.E. uit het verre Amerika. Deze voor vele jaren na Amerika vertrokken, zich aldaar gevestigd hebbende te Holland in Michigan een der eerste Hollandsche kolonien, had goede zaken gemaakt, was daar landbouwer en bezocht nu zijn oud Vaderland. Deze Dirk Miedema geheeten, gaf aan de velen die hem gaarne inlichtingen vroegen over Amerika, een goede getuigenis van dat land, vooral voor de mindere man, redenen waarom zijn komst en verblijf alhier veel stof tot bespreking gaf. En geen wonder. 't Was toch ook in Nederland (zij het noch niet in die mate) als vroeger in Egipte; de vette jaren waren voorbij, waren geweest, en de mageren waren; Maar de Jozufs waren hier niet veel, van de vette was te weinig opgespaard zoodat de invloed der magere jaren zich bij velen deed gevoelen. Geen hongersnood, neen! brood was er genoeg; maar een merkbare achteruitgang in zaken. De landbouw kwijnde, wel had men geen volslagen misgewas, maar de hooge inhuurings der plaatsen, en daarbij zware belastingen, konden door ieder niet meer worden voldaan. Hierdoor liet men minder werk, verrichten, zoodat de veldarbeiders het slapper hadden dan voorheen, en de daglonen daalden.
Alle neringen, en handwerken gevoelden dit, zoodat klagen aan de orde was van den dag; en velen hun zaken, vooral onder de gardeniers en kleine boeren niet konden houden, en dus gaarne een ander land opzochten; de arbeiders ontevreden met het loon, en menigmaal zonder werk, zon ook op middelen om reiskosten bijeen te brengen, en zoo naar Amerika te verhuizen.

Een der grootste oorzaken van deze achteruitgang is voorzeker in de beste jaren te zoeken. Toen bracht het veldgewas enorm op, alles werd duur verkocht, ook de veeteelt slaagde uitnemend. Door dit alles werd in alle standen na vermogen de weelde ten top gevoerd. Zich meerdere behoeften gevormd en het land voor ongehoorde prijzen gekocht en gehuurd. Toen er dus kentering kwam, het veld niet meer zoo overvloedig voortbracht, de prijzen daalden, werd bijgevolg de arbeid en handwerksnijverheid slapper; terwijl van de weelde en van bevrediging van zich door de weelde gevormde behoeften niet dadelijk afstand werd gedaan, en men toch huur en belasting, in bijna alle gevallen zonder korting moest betalen.
Men hoorde dan ook menigmaal van mannen die onverwacht zonder zelfs hunne vrienden goeden dag te zeggen naar Amerika waren gevlugt,en hunne huishouding later lieten overkomen.
Ook ik kwam in aanraking met Miedema. Twee jaar had ik als aannemer gewerkt en ook mijn brood gehad. Maar in de nazomer van 1880 en het voorjaar van 1881 was het mij niet mogelijk de laagste inschrijver bij publieke aanbestedings te worden; hoewel ik menigmaal inschreef,en dan ook mijn best deed. Daardoor, en ook omdat ik vanaf mijn jongensjaren altijd wel zin had om eens wat van Amerika te bezien, kwam bij mij de gedachte ook levendig op. 'k Was nog ongehuwd, slechts 24 jaren oud had het geld voor de reis wel ruim in eigen bezit, en dacht met het telkens driester inschrijven was het ook zeer goed mogelijk meer geld te verliesen dan een reisje na Amerika zoude kosten. Mijne ouders wilden echter hun eenigen zoon niet laten vertrekken, maar moed houden; zij dachten ik zou toch de laagste inschrijver wel eens worden, en dan was dat weer uit het hoofd.

In deze omstandigheden ontmoete ik Miedema, ten huize van J.M. Jansma (Jelle Meinderts Jansma, red.) onder Ferwerd. Deze ried mij sterk aan met hem mee te gaan, gaf ons wat inlichtingen over Amerika, die wel geschikt waren mijn verlangen aan te wakkeren. In deze tijd had ik bestek en teekening van een nieuwe Pasterij voor de Hervormde gemeente te Midlum in huis.
Nadat dezelve was uitgerekend, verzond ik het inschrijvingsbriefje den 18 Maart per post, en zei tegen mijne ouders dat ik dacht, dit zou nu toch mijn werk wel eens worden, daar ik het vorig jaar een gelijk huis had gebouwd, en ik extra laag had gerekend. Den volgenden dag was mij een verrassing bereid: Mijn vader gaf mij te kennen dat zoo deze inschrijving nu niet gelukte, zij mij permissie gaven, om eens na Amerika te gaan, doch bij welzijn den volgenden winter terug te komen. Wel speet het mij dit niet een dag vroeger geweten te hebben, daar mijn inschrijving laag genoeg naar mijn idee gedaan was, maar het zou nu toch een of ander worden, werk of na Amerika.
Met een paar dagen kreeg ik per briefkaart kennis dat een andere inschrijver die f. 180.- lager geschreven had, de Pasteri was gegund.

Het vertrek

'k Had dus vrij van mijne ouders na Amerika te gaan, en liet mij nog den zelfden dag bij Miedema die ook als Stoomboot agent hier fungeerde, tegen kwittantie en betaling van f. 10.00 inschrijven, om den 7 Mei per s.s. Caland uit Rotterdam te vertrekken na Amerika. In de dagen die nu eerst hier nog verliepen besloten (het meisje met wien ik eenigen tijd verkeering had) en ik om wanneer ik terug kwam ons samen in het huwelijk te begeven, een band temeer om bij welzijn ter bestemder tijd terug te komen. Zoo naderde dan de tijd van ons vertrek. Velen zouden uit onze en omliggende plaatsen met deze boot onder geleide van Miedema vertrekken. Afscheid nemen, inpakken, praten over Amerika, was het werk van den dag. Er heerschte bij velen een koortsachtige opgewondenheid. Ik was in den regel heel kalm, 't was mij het slimste mijn ouders soms zeer aangedaan te zien. Zoo naderde de maand Mei, en toen de Donderdags de 5-e Mei het licht door de vensters begon te schijnen, en wij eenig ontbijt genuttigd hadden was een stilzwijgende handdruk ( omdat spreken niet mogelijk waar) van Vader Moeder en Zusters, het laatste dat deed gevoelen dat ik van huis ging.



naar pagina 2/13