GESCHIEDENIS
De
plannenmakerij met betrekking tot de aanleg van een spoorlijn
in Noord Friesland begon al in 1858 en verliep moeizaam. Na jaren van
gedelibereer
en afgekeurde voorstellen kwam in 1890 uiteindelijk een definitief plan
op tafel: een lijn Leeuwarden - Stiens - Holwerd - Ternaard - Hantum -
Nijkerk - Metslawier - Anjum/Oostmahorn met een zijtak van Ternaard
naar
Dokkum. De provincie subsidieerde het geheel met fl. 300,00 per
kilometer
per jaar, echter niet het gedeelte Metslawier-Anjum/Oostmahorn. De
vraag
kwam nu aan de orde of het een tramlijn of een lokaalspoorlijn moest
worden.
In verband met het te verwachten goederenvervoer werd besloten tot de
aanleg
van een lokaalspoorlijn. Op 6 oktober 1897 werden de tekeningen bij
Gedeputeerde
Staten van Friesland gedeponeerd. Op 29 mei 1899 werd Koninklijke
goedkeuring
op de statuten van de Noord Friesche Lokaal Spoorwegmaatschappij (NFLS)
gegeven en 2 dagen later werd bij notariële akte de maatschappij
opgericht. De overeenkomst tussen de Staat en de NFLS werd op 8 januari 1900 getekend, welke overeenkomst als definitieve concessieverklaring gold waardoor er kon worden begonnen met de aanleg van de lijn. In oktober 1901 was de lijn
Leeuwarden-Dokkum/Aalsum-Metslawier gereed.
Bij Stiens splitste de lijn zich in een oostelijke en een westelijke
tak.
De westelijke tak, welke hier buiten beschouwing gelaten wordt, liep
naar
Tzummarrum en splitste zich daar naar Harlingen en Franeker. Op 20
april
1901 rijdt de eerste officiële trein van Leeuwarden naar Ferwerd,
volgepakt met hooggeplaatste personen. Fanfare korpsen bij de haltes,
toespraken
van heren met hoge hoeden en een gemengd koor dat de genodigden
liederen
toezong, alles ter ere van het nieuwe vervoermiddel. Spoedig nadat de eerste treinen
van het lokaalspoor waren gaan rijden
kwamen de Classes Leeuwarden, Franeker en Dokkum van de
gereformeerde
kerken in het geweer tegen de NFLS. Zij verzochten de maatschappij de
diensten
op zondag geheel te laten vervallen. De NFLS was bereid gedeeltelijk
aan
het verzoek toe te geven en enkele treinen op het traject Leeuwarden -
Metslawier uit de dienstregeling te nemen. Nu begonnen de posterijen te
protesteren. Zij konden de treinen juist weer niet missen, omdat dan de
post niet tijdig bezorgd kon worden. Toch besloot de directie van de
maatschappij
een proef te nemen. De dienstregeling van de NFLS was
zodanig dat ieder station om de
twee uur een verbinding had in beide richtingen. Vrijdags reden er
bovendien
nog enkele markttreinen van en naar Leeuwarden. Het lokaalspoor was een
tussenvorm van trein en tram. De rijsnelheid was aanvankelijk bepaald
op
40 km per uur en later op 50 km per uur. De sfeer in het treintje was
nogal
gemoedelijk. Iedereen kende iedereen. Een soort dorpswinkel dus met
veel
vaste klanten. De NFLS heeft nog het genoegen
mogen smaken een koninklijk paar te
kunnen vervoeren. Enkele maanden voor de overname door de HSM brachten
koningin Wilhelmina en prins Hendrik een bezoek aan Leeuwarden en
Harlingen
welkw plaatsen middels het lokaalspoor werd aangedaan. Na 1910 brak er
een glorietijd aan. Het personenvervoer nam sterk toe, met 1921 als
absoluut
topjaar. De opbrengsten waren in dat jaar groter dan ooit tevoren. In 1928 boekte het lokaalspoor voor de laatste maal winst. In datzelfde jaar werd ook het depot in Stiens gesloten, het begin van een langzame maar zekere afbrokkeling. Er is overwogen om op het traject Stiens - Tzumarrum motortreinen in te zetten hetgeen financieel niet haalbaar bleek. Ook is er ooit nog een plan geweest om in Oostmahorn een spoorweghaven te maken ten behoeve van de oostelijke tak hetgeen nooit tot uitvoering is gekomen. De daling van de vervoerscijfers zette zich steeds sneller voort. De beruchte crisis uit de dertiger jaren van de vorige eeuw lieten ook de lokaalspoorwegmaatschappij niet onberoerd. Daarnaast dienden zich ook nieuwe concurrenten aan: de fiets en vooral de auto die snel in opmars kwam. Acties werden op touw gezet om het lokaalspoor nog te behouden. Een van de laatste pogingen van een inmiddels opgericht actiecomité‚ was de exploitatie bij de Nederlandse Tramweg Maatschappij onder te brengen welke, afgeschrikt door de hoge exploitatiekosten, bedankte voor de eer. In 1935 werd het traject Dokkum - Anjum voor het personenvervoer gesloten. De exploitatie sleepte zich nog een jaar voort op het traject Leeuwarden - Dokkum doch op 30 juni 1936 viel ook hier het doek voor het reizigersvervoer. 's Avonds om 21.18 uur vertrok de laatste trein van het huidige 1e perron van Leeuwarden. Vooral de jeugd toonde in veel plaatsen belangstelling om nog een keer een ritje met het Dockumer Lokaeltsje te maken. Bij de Leeuwarder halte hing de vlag halfstok. Een grote menigte had zich op het station in Dokkum verzameld en onder luid gejuich begon het lokaeltsje aan zijn laatste reis ... . Nog eenmaal zou het treintje
rijden. We schrijven 1970. Op 5 mei
organiseert de FeDo - Commissie van Dokkum twee ritten Leeuwarden -
Dokkum
en voegt daarmee een boeiende attractie toe aan de feestweek die van 30
april tot 5 mei wordt gehouden. De trein mag helaas niet beschikken
over
een stoomlocomotief, daar dit op grote bezwaren stuit, maar de beide
oude
lokaalspoorrijtuigen (speciaal voor die gelegenheid uit Hoorn
overgebracht),
worden getrokken door een dieselelektrische tramlok van de NS. Bron: "Restauratie stationsgebouw te Marrum" door Syb C. Eldering, architect BNA en Anno Vellinga Wieuwerd, april 2002. |
![]() |