Activiteiten |
Hij woonde 1559/1570 met zijn vrouw te Deinum op Sierdsmastate (zie GJB 1964-20/22 en T327-1113).
In 1566 bij de dreigende Beeldenstorm werd het kerkzilver aan hem toevertrouwd: Den achtsten septembris ao LXVI (= 1566) hebben wy wt onse kercke te Deynum by den een vergaert ende ouerghelewert in handen van Foppo van Camstera onse grote cyborium van sylver ghemaect, gedeelt in vier stucken:
Het principael fundament ofte basis,
Het anderde kapiteel,
Het darde tgheen daer 't broot in stondt.
Het vierde den prien an gebuyget.
Item den groten sylueren vergulden kelck, met een clein sylveren lepelken.
Item die pastoors kelck, cleyner al s d anders; met een plateel.
Item noch een plateel sylveren totten groten kelck.
Item noch een mescken syborium met een syluer vaetken, daer men die
brodekens in verberghede; noch met een sylueren schottelken, welck
int cyborys waer.
Item noch drie sylueren olyfaetkens.
Item drie cerporal en of lynen doecken met haer twie deckselen ende
twie huyskens; het een is van fluweel, waeran twie cleyne sylveren aeckerkens hanghen met een sylveren knoopken ende vyf grein dopkeys.
In ballingschap te Emden omstreeks 1570 en kort daarna overleden.Zie de Vrije Fries 1899-160.
T327-1104:voorlopige dispensatie voor zijn huwelijk met Tieth (afgegeven na huwelijk in 1551). In 1551 wordt een voorlopige huwelijksdispendatie afgegeven in afwachting van de pauselijke beschikking door Goslick van Herema, deken over Menaldumadeel, voor Foppe van Camstra en Tieth van Feytsma, afgegeven na hun huwelijk wegens toen gebleken bloedverwantschap in de vierde graad. Foppo Kamstra wordt in 1555 vermeld als kerkmeester van Scharnegoutum. In 1563 ruilt Foppe van Camstra 2 pm land op Deinumer Nieuwland tegen een stuk zaadland te Deinum van dr. Joachim Hoppers. In 1566 wordt een verklaring afgegeven van overdracht van miszilver uit de kerk te Deinum aan Foppe van Camstra. Datzelfde jaar wordt hij lid van het Verbond der Edelen en vlucht in 1567 met de komst van de hertog van Alva het land uit; op 9 jan. 1568, wanneer hij zich te Emden bevindt, wordt hij gedagvaard en op 26 april van dat jaar verbannen en zijn goederen prijs verklaard. Nadien is Foppe als watergeus actief en komt hij in ballingschap te overlijden. In 1578 wordt Foppe Campstra weduwe te Deinum voor 12 cg. in de personele impositie aangeslagen.
Op 16 april 1606 overlijdt Tietke Feytzma, “naeghelaetene weduwe van Foppe Campstra ende worde den 23 tot Deynum begrawen”. Zie https://www.fryske-akademy.nl/fileadmin/inhoud/beelden/homepage/Kennis/Gen_Jierboek/GJ_2011.pdf
T327-1115 en GJB 1979-8:verklaring van Epe Abbes Hania,dat Foppe en zijn nakomelingen op Adamastate te Scharnegoutum mogen wonen (1569).
Zie verder nog T327-1105,1107/1112,1114 en 1124. |