Zoals blijkt uit de bloemlezing van de
notulen van het Hallumer
armhuis, was er in Ferwerderadeel een “centrale voorziening”
beschikbaar,
waar “zorg en begeleiding” aanwezig was voor de "behoeftigen". Het
bestuur,
zijnde de regenten, regelden in belangrijke mate haar eigen
samenstelling
middels voordrachten die evenwel door de gemeenteraad moesten worden
bevestigd
door middel van benoeming. Daarmee viel dit bestuursorgaan formeel
onder
de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad. De notulen geven daarnaast
aan dat er bij tijd en wijle sprake was van een soort competentiestrijd
over wie het nu uiteindelijk voor het zeggen had, zeker waar het zaken
betrof over het wel of niet opnemen van bewoners.
Verder is het van belang dat
de lezer zich realiseert dat het
denken
en handelen van de regenten aan het eind van de 19e tot en met het
begin
van de 20e eeuw, in dat tijdvak geplaatst dient worden en derhalve
afwijkt
van onze huidige kijk op de maatschappij en hetgeen als sociaal
welbevinden
wordt ervaren.
Het maakt op ons nu
ongetwijfeld een feodale en bevoogdende
indruk.
Dat was het in feite ook maar wel passend in die tijd, al zien we
tegelijkertijd
dat sommige “verpleegden” zich lijken te willen ontworstelen aan dat
keurslijf
en “verzet” gingen plegen. Anderzijds werden de regenten, maar zeker
ook
armvader van der Leest, geconfronteerd met mensen lijdend aan
psychiatrische
ziektebeelden of verstandelijke handicaps. Voor hen was er in die tijd
nog nauwelijks een adequate behandeling, verpleging of begeleiding
voorhanden
en dus moest men zich er maar mee redden. Vanuit dat perspectief
vervulde
het armhuis zeker een nuttige en sociale functie voor de kwetsbare
inwoners
uit de dorpsgemeenschappen van Ferwerderadeel.
|