In
de jaren 1618-1619 werd de synode van Dordrecht
gehouden
waar de Calvinistische leer van de Hervormde Kerk werd bevestigd.
Echter,
gedurende de 17e en 18e eeuw nam het aantal Hervormden met ruimere,
vrijzinnige
opvattingen sterk toe, dit tot ongenoegen van de rechtzinnigen die
wensten
vast te houden aan de orthodoxe leer.
Een daarvan was ds.
Hendrik de Cock uit Ulrum, provincie Groningen, die fel van
leer trok tegen zijn vrijzinnige collega's waarbij hij van zijn hart
geen
moordkuil maakte. Zo noemde hij zijn opponenten in een brochure
"wolven"
en beschuldigde hij hen openlijk van ontrouw en meinedigheid. Ook ging
het gerucht dat hij de bundel Evangelische gezangen een collectie
"hoereliederen"
vond en dat hij kinderen doopte uit gemeenten waar een vrijzinnige
dominee
stond. Zijn opzienbaarlijk en geharnast optreden sprak menig
conservatief
lid van de kerk aan en binnen korte tijd had ds. de Cock een
aanzienlijke
schare aanhangers verworven. Zelfs tot diep vanuit Friesland trok
rechtzinnig
volk in wagens en trekschuiten of te voet naar Ulrum om de Cock te
horen
(en te zien).
De Afscheiding werd in gang gezet door het feit dat ds.
de Cock
door
de Hervormde kerk werd afgezet als predikant met als acuut gevolg dat
een
meerderheid van de rechtzinnigen in Ulrum zich afscheiden. Een verdere
voortgang was niet meer te stoppen. Zo volgden andere predikanten, o.a.
Scholte en van Raalte, het voorbeeld van de Cock en namen de leiding
van
de Afscheiding elders op zich. In Friesland was dit een jonge man uit
Drogeham: ds.
Simon van Velzen. In 1834 was hij 26 jaar. Terzijde:
Simon van Velzen was de zoon van een kostschoolhouder in Amsterdam. In
1830 ging hij aan de universiteit in Leiden theologie studeren met welk
doel een jaar eerder een andere toekomstige Afgescheidene in Leiden
arriveerde:
H.P. Scholte. Tijdens de Belgische revolutie van 1830 namen zowel van
Velzen
als Scholte dienst als vrijwilliger hetgeen hun vriend ds. A.
Brummelkamp
Jr. ooit eens heeft doen opmerken: "Men kan stellen dat zij de eerste
jaren
van hun theologie studie doorbrachten met het dragen van een geweer".
Toen
Scholte en van Velzen terugkeerden in Leiden richtten zij met een
aantal
vrienden, waaronder A.C. van Raalte, een groep op die spoedig bekend
stond
als "De club van Scholte". Deze groep zette zich nadrukkelijk af
tegen de vrijzinnigheid in de Hervormde kerk en waren in die zin toen
al
bezig met afscheiden.
De overheid was, op z'n zachtst gezegd, niet gecharmeerd
van de
Afscheiding:
een stokoude wet die het ongeautoriseerd bijeenkomen van meer dan 20
personen
verbood werd onder het stof vandaan gehaald en nieuw leven in geblazen
met als doel de Afgescheidenen te verhinderen eigen kerkdiensten te
organiseren.
Daarnaast werden de Afgescheidenen vervolgd, een aantal voorgangers
gevangen
gezet, werden diegenen die hun huis of schuur beschikbaar stelden
buitensporig
beboet en werden zelfs soldaten in woningen van deze "lastposten"
ondergebracht.
Aan deze benadering kwam een einde toen Willem II in 1840 koning werd.
Hij bleek meer tot het sluiten van een compromis bereid dan zijn vader
Willem I.
De Afscheiding van 1834 heeft grote invloed gehad, niet
alleen
vanuit
een kerkelijk perspectief maar ook vanuit een sociale, historische en
genealogische
benadering. Door het hele land ging een golf van onrust die gepaard
ging
met intolerantie, oproer, vervolging, enz. Zo ook in Ferwerderadeel:
onheuse
bejegening in combinatie met een deplorabele levensstandaard heeft vele
Afgescheidenen doen besluiten te emigreren, sommigen naar Zuid-Amerika,
de meesten naar Noord-Amerika.
De eerste ledenlijsten van de Afgescheidenen in
Ferwerderadeel: