sep 082022
 

Door Hilbert G. de Vries
Eén van de eerste dingen die je opvallen als je naar Schiermonnikoog reist, is het feit dat er
twee (bijna identieke) torens op het eiland staan. Bij mooi weer kun je dat vanaf Lauwersoog
al zien!
Veel mensen zullen zich afvragen wat dat voor torens zijn. Die ene, de rode, lijkt wel een
vuurtoren, maar wat is dan die andere, die witte?
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: ook die witte is ooit gebouwd als vuurtoren.
De volgende vraag is dan waarschijnlijk: waarom zijn er indertijd twee vuurtorens gebouwd
op Schiermonnikoog? Twee torens: de Noorder Vuurtoren, in het eilanders de Fierst Túer
(Verste toren); en de Zuider Vuurtoren, in het eilanders de Nooist Túer (Dichtstbijzijnde
toren).
Omstreeks 1850 kwam vooral vanuit de Groninger handelstand de wens op om een vuurtoren
te bouwen om het Friesche Gat – de doorgang tussen Ameland en Schiermonnikoog – te
verlichten.
‘(Om) … aan de herhaald geuitte wenschen van den groningschen handelstand te voldoen,
gepaard met de noodzakelijkheid om, voor eene goede verkenning onzer noordelijke kusten,
de westpunt van het eiland Schiermonnikoog te verlichten, deed de minister van marine, de
vice admiraal J. Enslie, besluiten in het voorjaar van 1852 voorloopig de noodige gegevens te
doen verzamelen, ten einde tot een gewenschte uitkomst te geraken. De vraag was: hoe op de
afdoendste wijze de ruimte zoude verlicht worden, begrepen tusschen de lichten van
Terschelling en Borkum, welke veertien duitsche mijlen (hgdv.: een Duitse mijl is 4
zeemijlen; een zeemijl is 1,85 km; dus de totale afstand is 14 × 4 × 1,85 = 103,6 km) van
elkander verwijderd staan en, onder de gunstigste omstandigheden waarop zij te zien zijn,
tusschen de uiterste grenzen hunner verlichtingen, nog vijf tot zes duitsche mijlen onverlicht
laten (dus: ongeveer 40 km); hoe verder die verlichting zou moeten ingerigt worden om
tevens ten meesten nutte te verstrekken van het friesche zeegat, waarvan de niet
onaanzienlijke en meer en meer toenemende groninger scheepvaart voornamelijk gebruik
maakt en dat, juist in het onverlichte gedeelte, tusschen de bovengenoemde lichttorens
gelegen is.’ 1
Onderzocht werd o.a. de geschiktheid van het terrein voor het bouwen van een, of twee,
vuurtoren(s); het soort licht; de sterkte van het licht.
‘De nabijheid van het draailicht te Terschelling, en van het staand licht te Borkum, deed al
spoedig tot het besluit komen dat één enkel licht, van welken aard ook, onvoldoende was’ 2 .
(hgdv: De Brandaris op Terschelling had al sinds 1835 een draailicht; Ameland had nog geen
vuurtoren – daar is in 1880 een gebouwd).
De eerste optie was een toren met een dubbellicht. Maar het plaatsen van een dubbel licht, dus
twee lichten onder elkaar, op één toren bleek zo’n dure grap dat men aan twee torens de
voorkeur gaf.
Bovendien: ‘Het voorname doel dat men met de verlichting beoogde, was niet alleen de
verkenning van het eiland, maar zoo mogelijk (onderstreping door hgdv; zie later in dit
artikel) tevens het aandoen van het friessche zeegat’ 3 .

1 Jansen, blz. 42a.
2 Jansen, blz. 42b.
3 Jansen, blz. 43a.

Er werd er voor gekozen om de ene toren aan de noordkant van het eiland te plaatsen en de
tweede op het binnenste duin bij het dorp, op een afstand van ongeveer 1000 el (= 1000 meter)
van de eerste toren. ‘De afstand der torens maakte het noodzakelijk, bij iederen toren, eene
woning voor twee lichtwachters voor te stellen’ 4 .
In mei 1853 werd begonnen met de bouw van de twee torens en lichtwachterswoningen ‘door
den heer L.J. de Borst Verdoorn, die voor f 103 390, als minste inschrijver, aannemer geworden
was 5 . De beide torens zijn, net als de twee lichtwachterswoningen, geheel aan elkaar gelijk.
Voor de bouw van de lichttorens en de daarbij behorende woningen kwam natuurlijk veel
werkvolk van buiten het eiland. In de krant wordt daarover gezegd:
Meer dan zestig arbeiders en timmerlieden zijn van den vroegen morgen tot den spaden
avond bezig op de Reede des eilands, in het dorp en op de duinen. De laatste worden waar het
noodig is, geslecht of in zoodanigen staat gebragt, als de stichting der verschillende
gebouwen het vordert. Dagelijks komen er schepen aan, met hout en steen, met kalk en
cement, met allerlei materialen beladen, dagelijks worden deze materialen met eene hier
vreemde soort van wagens vervoerd naar de plaats van bestemming.

De plek waar de schepen aankwamen was aan de zuidwestpunt van het eiland – bij de
Noormanswal. Vandaar ging men richting dorp en dan na een tijdje over het zogenaamde
Karrepad naar de bouwplaatsen. Dit Karrepad was een speciaal voor de bouw aangelegd pad
en was genoemd naar de karren, die van de wal waren aangevoerd. Deze karren waren anders
dan de op het eiland gebruikelijke wagens – dus daarom werd in het krantenbericht gesproken
van eene hier vreemde soort van wagens.
Het aanvankelijke enthousiasme over de bedrijvigheid op het eiland sloeg snel om, toen bleek
dat de voerlieden en bouwvakkers zich allesbehalve netjes gedroegen. Met name de
voerlieden bezondigden zich aan overmatig drankgebruik.
De greppel langs het Karrepad, die was gegraven voor de afvoer van water uit de drassige
plaatsen rond het pad, werd door de voerlieden gebruikt om er de lege flessen in te smijten.
Spoedig werd die greppel dan ook benoemd als “Jeneverslait”!
De zaak liep helemaal uit de hand toen dronken figuren eilander vrouwen lastig vielen en
amok maakten in het Post- en Bestelhuis.

4 Jansen, blz. 47b
5 Jansen, blz. 47b

Schiermonnikoog, den 12 Junij 1853.
Donderdag 1.1. vielen er op dit eiland eenige ongeregeldheden voor. Sommige arbeiders,
bezig met de voorbereidende werkzaamheden, verkeerden in een staat van dronkenschap,
mishandelden een der herbergiers en zwierven vervolgens door het dorp, allerlei
bedreigingen doende, welke niet geringe schrik onder de ingezetenen verspreidde.
Het Gemeentebestuur achtte het daarom noodig, tot geruststelling en uit zorg voor de
veiligheid eene burgerwacht op de been te brengen, die des avonds en des nachts de orde
bleef handhaven.
Zulk een maatregel zou echter wegens het gering getal personen over welke beschikt kan
worden, en daar thans de meesten als zeevarenden afwezig zijn, op den duur niet kunnen
worden uitgevoerd.
Om deze reden heeft men van elders krachtiger hulpe ingeroepen. Met de meeste
bereidvaardigheid en allen spoed is ook, door de beschikking van den Heer Commissaris des
Konings, aan die inroeping voldaan; zijnde namelijk reeds heden, in den vroegen morgen hier
aangekomen een militair detachement, bestaande uit 1 sergeant, 2 korporaals, 1 tamboer en
20 soldaten, onder commando van den 2den luitenant Delfors den Doren.
Hierdoor rekent men nu ook bij een vervolgens nog toe te nemen getal van werklieden, de
bewaring van rust en orde in dese gemeente ten volle verzekerd.”
De aanwezigheid van de militairen zal waarschijnlijk voldoende zijn geweest om de
bouwvakkers en voerlieden bij de les te houden, In het door luitenant Delfors den Doren
geschreven rapportje, wordt slechts een viertal incidentjes beschreven, waarbij ingrijpen
noodzakelijk bleek te zijn 6 .
In oktober 1853 was het stenen gedeelte van de torens klaar.
In de zomer van 1854 werden de lantaarns geplaatst en op 1 september 1854 zijn de lichten
voor het eerst ontstoken ‘onder het toezicht van den schout bij nacht J.F.A. Coertzen,
hoofdinspecteur van het loodswezen’ 7 .
Uit het artikel van Jansen wordt dus duidelijk dat het bij de bouw van de twee torens op
Schiermonnikoog in de eerste plaats ging om het onderscheid met de torens van Borkum en
Terschelling, ‘maar zoo mogelijk’ ook ‘tot het aandoen van het Friese zeegat’. ‘… om het
friesche zeegat aan te doen, werden geleidende lichten gevorderd, dat is, lichten die strekken
om den zeeman eene bepaalde rigtingslijn aan te duiden, op het oogenblik dat zij in elkander
gezien, met andere woorden, vlak voor elkander, waargenomen worden’ 8 .
‘De beide zeekapen konden na het oprigten der torens vervallen, als wordende zij dan tot het
aandoen van het gat niet meer gevorderd’ 9 .
Deze twee kapen hadden de namen: staande kaap en lopende kaap. Zoals de naam zegt: de
staande kaap stond en de lopende kaap werd elke vier, vijf jaar verplaatst (hij ‘liep’ dus
geregeld een eindje). Als je de twee kapen in één lijn zag kon je het Friesche Zeegat aandoen.
Het verplaatsen van de lopende kaap gebeurde omdat de zandbanken voor de kust van plaats
veranderden.
Dus als Jansen stelt dat de twee vuurtorens ‘zoo mogelijk tot het aandoen van het Friese
zeegat’ kunnen dienen, zal hij ongetwijfeld hebben beseft dat het voor een paar jaar zou
gelden, maar niet voor heel lang!

6 Reitsma
7 Jansen, blz. 50b.
8 Jansen, blz. 43a
9 Jansen, blz. 47a

(het voorkomen van twee torens als onderscheid met nabije torens is in Nederland ook
voorgekomen in Egmond: daar zijn in 1833/34 twee stenen vuurtorens gebouwd met een
vergelijkbaar uiterlijk. De zuidertoren was kleiner dan de Noordertoren omdat hij op een
hoog duin – het Torenduin – stond.
Er waren twee lichten nodig om onderscheid te maken met de kustlichten van Den Helder en
Scheveningen 10 . Dit waren vaste lichten).
In februari 1909 wordt het licht op de Zuidertoren gedoofd. Deze toren begint dan aan een
leven als manusje-van-alles 11 . Tussen 1909 en 1940 wordt hij vooral als opslag gebruikt.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt er, vanaf oktober 1916, in de Zuidertoren een
luisterpost ingericht door de Radiotelegraafdienst. Dit station speelt een belangrijke rol in het
lokaliseren van buitenlandse schepen en zeppelins 12 .
In 1940 verdwijnt de lantaarn en in de Tweede Wereldoorlog worden er door de Duitsers
antennes op aangebracht.
In 1950 wordt de toren in gebruik genomen als watertoren; een naam die hij nog steeds heeft,
ondanks het feit dat de toren in 1992 zijn functie als watertoren verliest. In 1998 wordt KPN
eigenaar van de toren en gebruikt hem als ‘antennetoren’ (zoals hij werd genoemd in de
Leeuwarder Courant van 13-8-2003, toen de toren werd opgeknapt).
In het begin van het tweede decennium van deze eeuw stond de Zuidertoren er verlaten, slecht
onderhouden en op veel plekken groen uitgeslagen bij (nogal ‘fertutearze’ dus). Na
onderhandelingen met de KPN is de toren in juni 2018 overgenomen door de eilander
Stichting Behoud Zuidertoren; hij is weer stralend wit gemaakt, op gezette tijden opengesteld
voor het publiek en op aanvraag beschikbaar voor culturele en educatieve activiteiten.
De Noordertoren krijgt in augustus 1911 (hij is dan dus al 2½ jaar de vuurtoren van het
eiland) een draailicht: een ronddraaiend lenzenstelsel met vier panelen, zodat het een groep
van vier lichtbundels uitstraalt. Dit optiek staat nog steeds in de toren. (Altijd gemakkelijk te
onthouden: Schiermonnikoog heeft vier lettergrepen. Net zo Ameland – drie lettergrepen, drie
schitteringen; en Borkum – twee lettergrepen, twee schitteringen, maar dan wel tegen de klok
in).
Toen in het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw er grote veranderingen optraden
aan de noordwest kant van Schiermonnikoog, waardoor het strand versmalde en de duinvoet
bij de noordertoren zich meer dan 200 meter landinwaarts verplaatste – het grote Badhotel
had al de geest gegeven – werd er over gedacht om de noordertoren te ontruimen en de
zuidertoren weer als vuurtoren in gebruik te nemen 13 . Zover is het niet gekomen.
In mei 1924 wordt de vuurtoren op het elektrisch licht aangesloten (in het jaar daarvoor was
op het eiland een elektrische centrale gebouwd).
Het begin van deze eeuw bracht een discussie over het al of niet bemand (eigenlijk: bemenst,
want er zijn ook vrouwelijke ‘vuurtorenwachters’) blijven van de vuurtoren. In 2011 werd
bekend dat de toren van Schiermonnikoog bemenst zou blijven!

10 Kouwenhoven, blz. 7
11 Tiddens, blz. 43.
12 Bangma
13 Tiddens en Beumer, blz. 38

Literatuur:
Abrahamse, J. – Vuurtorenwachter op Schiermonnikoog. Waddenbulletin 26(1991) 1(febr) 4-6.
Bangma, K. – Eerste Wereldoorlog: een luisterend oor in de Zuidertoren. ’t Heer en Feer. Jrg. 20
(2018), 18-22.
Hettinga, E. – ‘Haal je de verkeersagent-op-zee weg, dan kost dat mensenlevens’. Friesland Post,
nov. 1988, 36-39.
Jansen, H.G. – Mededeeling van enige bijzonderheden, betreffende de lichttorens op het eiland
Schiermonnikoog. Verhandelingen van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, 1854/1855, 41-
50, + plaat. (bij de verwijzing naar dit artikel, dat per blz. in twee kolommen is verdeeld, verwijst
a naar de linker en b naar de rechter kolom),
Kouwenhoven, P. – De vuurtoren van Egmond aan Zee. 2018
Reitsma, D. – Fraimd schyt. ’t Heer en Feer, jrg. 7 (2005), 38 e.v.
Tiddens, E. – De Zuidertoren op Schiermonnikoog. De Vuurboet, okt 2002, 42-46.
Tiddens, E., en R. Beumer – Licht op Schier; over vuurtorens en bakens op Schiermonnikoog.
Peize, v.o.f. de vuurtorenbroeders, 1999. 68 blz.
Vis, B. van der – Geschiedenis van de kustverlichting op Schiermonnikoog. Stichting Behoud
Zuidertoren, n.d. (2020). 31 blz.
Vries, H.G. de – Schiermonnikoger vuurtorens 150 jaar. De Vuurboet, zomer/herfst 2004, 10-
12.

 Posted by at 16:52

 Leave a Reply

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.