jan 012005
 

Hij zou een diefstal ophelderen, maar kwam op het schavot terecht…

Uit: Criminele Sententies Hof van Friesland, 13 mei 1710 en Rare kostgangers in Dokkum en omliggende gemeenten door de eeuwen heen, W.Tsj.Vleer.

In de eerste jaren van de 18e eeuw woonde in Surhuisterveen een waarzegger van groot formaat. Deze man, Heinrich Johan Meier, geboren in Berlijn, bracht het in zijn nieuwe woonplaats weldra tot bekendheid en mocht zich verheugen in een drukke klandizie. Niet alleen uit de wijde omgeving, maar zelfs uit Dokkum, Leeuwarden, Groningen en Drente, kwamen de mensen naar Heinrich, die zichzelf had omgedoopt in Hendrick Jansen Roodrok.

Hoewel hij zich op het terrein der parapsychologie begaf, stond de Berliner in het 18e eeuwse ‘Zuiderhuisterveen’ goed aangeschreven. Dit blijkt wel uit een verklaring die bij het Hof van Friesland werd overgelegd en waarin de dorpsnotabelen ‘ t voor hem opnamen, blijkbaar, omdat hij hen ook wel eens de toekomst had voorspeld.

Opmerkelijk is hier, dat zelfs de plaatselijke predikant het waarzeggen van onze Roodrok niet onbehoorlijk gevonden heeft, terwijl juist in die tijd vaak fel van leer getrokken werd tegen dergelijke praktijken. Juist door de waarzeggerij kwam Heinrich in de gevangenis terecht, waar dominee en de buren hem weer uit wilden hebben !

Op 18 maart 1710 werd ingebroken bij de mr. Schoenmaker Pijtter Pijtters te Ee. Wat men ook deed, van de dader was geen spoor te vinden. Ten einde raad werd aan Heinrich Roodrok in Surhuisterveen gedacht, zoals tegenwoordig Croiset (1961) gevraagd wordt licht te brengen in duistere zaken.

Jelse Wytses en Bauck Clasen, de huisvrouw van Jan de Blauw, werden bepraat om naar Surhuisterveen te gaan en de brave Hendrik te verzoeken naar Ee te komen om de diefstal op te helderen.

Op 24 maart gingen Jelse en Bauck naar de woning van Roodrok en tot hun grote verbazing hoorden ze de Berlijner zeggen, zonder dat ook nog maar iets verteld was: ‘ Ik weet wel waarom jimme hier komen, maar Pijtter Pijtters is zelf de dief !’

Roodrok ging nu tot zekere magische handelingen over. Hij beschreef enige ‘cedullen’ met letters van kalverbloed, die vijf cent per stuk moesten opbrengen. Na deze handeling werd hij blijkbaar helderder van geest. Deze wonderlijke briefjes dienden trouwens meermalen voor de zwarte kunst van de Berlijner, want uit de getuigenverklaringen blijkt, day de schoolkinderen de letters op de briefjes tekenden en Heinrich deze dan overtrok met kalverbloed. Blijkbaar gingen de cedullen goed van de hand en vormden deze een bron van inkomsten voor onze tovenaar.

Toen Roodrok de cedullen door elkaar geschud had, ging hem ineens een licht op. Hij verklaarde dat Pijtter Pijtters het geld zelf gebruikt had , daar zijn vrouw te veel geld moest hebben om luxueus te leven en daardoor nu zijn aflossing niet kon voldoen. Om een geldige reden te hebben uitstel te vragen, had de schoenmaker het verhaal van de diefstal verzonnen ! Jelse en Bauck zetten grote ogen op en Hendrick ging mee naar Ee.

Om wat reclame voor de goede zaak te maken ging Roodrok in Ee naar verschillende mensen toe om inlichtingen te vragen en tevens zijn mening over de diefstal kenbaar te maken. Vanzelfsprekend werd daarbij getracteerd en zo vergezelden wel een veertig tot vijftig personen de niet meer al te nuchtere waarzegger naar de woning van de bestolen schoenmaker!

Te midden van die menigte kreeg Heinrich het blijkbaar wel wat te benauwd, want op een gegeven moment riep hij uit ‘met luider stemme’ : ‘ vrienden ick waarschou jimme om ’t best, want ick kan een teecken geven en een stanck op late gaan dat jimme als sijn leven genoeg aan hebbe!’ Vermoedelijk werd echter zonder ‘stanck’ het huis van de berooide schoenmaker bereikt, waarop Roodrok riep: ‘ Ick sal maecken dat de dief over ‘ t veld gaat en huilen als een kindt!’

Maar bij Pijtter Pijtters oogstte hij niet veel succes. De schoenmaker bleef doodkalm en wist Heinrich buiten de deur te houden. Intussen had deze reeds veel van zijn prestige verloren door zijn magische dreigementen, met als gevolg, dat hij verkoos terug te gaan naar Surhuisterveen.

Pijtter Pijtters nam echter de grove beschuldiging van de waarzegger niet en diende een aanklacht in, met als gevolg dat de dienaren van justitie de zwarte kunstenmaker Heinrich kwamen ophalen en hem naar de gevangenis in Leeuwarden brachten.

Ondanks de hulp van zijn dorpsgenoten meenden de rechters dat Heinrich een doodgewone oplichter was en het vonnis luidde:
‘ omme bij den Scherprechter opt Schavot geleijdet, aldaer aen eene apel gebonden ende aen deselve met de uijtgegevene briefjes omhangen, beneffens een brieff op syn borst, waerop met groote letters geschreven staat de gewaende waersegger, een half uijr ten spectacle gestelt te worden, bant hem voorts de tijt van drie jaren uijt Frieslandt, te ruijmen de stadt Leeuwarden binnen daags sonneschijn ende het Landt binnen de derde daghe sonder daer binnen in middler tijde weder te mogen comen bij arbitrale correctie’ .

In het dossier is nog het stuk papier aanwezig dat hij op het schavot heeft moeten tonen met de tekst ‘de gewaande waarzegger’, evenals de cedullen met letters van kalverbloed. Getuigen uit Ee tegen waarzegger Hendrick Jansen ‘Roodrok’ :

Tiaerdt Tjallings, paerdemeister tot Ee, 70 jaar
Yme Sioerdts, huisman, 33 of 38 jaar
Beern Geerts, kleermaker, 51 jaar
Macke Jacobs, huisman, 28 jaar
Bauk Clasen, huisvrouw van Jan de Blauw, 45 jaar
Jelse Wijtses, arbeider te Ee, 50 jaar
Grijtie Willems, weduwe van Folkert Teunis, 50 jaar
Pyter Pyters, arbeider, 28 jaar

 Posted by at 22:46
  1. Onderwerpenlijst leden Vereniging van Archiefonderzoekers te Dokkum