nov 012002
 

‘Capitain’ Ofke Haijes werd voor straf onthoofd – ook de andere opstandelingen werden tot zware straffen veroordeeld.
Het Kollumer Oproer in 1797 onder leiding van Jan Binnes en Salomon Levy is algemeen bekend in Noord-oostelijk Friesland. In de kerk van Oudwoude is een gedenksteen aangebracht ter ere van Jan Binnes, die in opstand kwam tegen de dwingelandij der Bataafsche Republiek en daarvoor in Leeuwarden aan de galg werd gehangen.

Weinigen weten echter dat dit befaamde Kollumer Oproer het tweede was, want in 1634 beleefde Kollum enige dagen van ‘revolte’, die niet behoefden onder te doen voor de februari-dagen van 1797. Ook toen richtte het verzet zich tegen maatregelen van de overheid en gingen de Kollumers als ‘vrije Friezen’ over tot handelingen, die door een staat niet geduld kunnen worden.

In 1633 werden er nieuwe belastingen ingevoerd, zoals het hoofd- en schoorsteengeld, imposten op handwerkslieden en neringdoenden, welke belastingen voor grote sommen aan belastingpachters of ‘collecteurs’ werden verpacht. Deze fiscale maatregelen drukten zwaar op boer en ambachtsman en allerwege was er dan ook grote ontevredenheid, niet het minst in Kollumerland.

Op maandag 10 juni 1634 schoolden hier en daar groepjes mensen samen en in de herbergen werd druk geconfereerd. Het waren vooral Ofke Haijes, Haije Gabes, Drieuws Abes, Jan Harckes en Zwarte Romcke die hier en daar opwekten tot verzet en plundering.

In de avonduren kwam het tot een uitbarsting. Ofke Haijes nam de leiding in handen. De menigte ging op pad en trok eerst naar het huis van Saecke Siercks in Kollum, waar ingebroken werd en het huisraad uit de woning gehaald. Nog dezelfde nacht moesten ook de woningen van Syoerdt Wybes en Lieuwe Douwes in Kollum het ontgelden. Blijkbaar waren dit belastingpachters.

Maar naar de smaak van Ofke en zijn maten was dit nog niet genoeg. Zingende en scheldende trok toen de menigte nar Buitenpost om het huis van de gehate secretaris van Achtkarspelen, de her Suffridus Riemersma, te plunderen.

Op dinsdag 11 juni was het feest in Kollum. De burgerij had met genoegen vernomen dat Ofke Haijes het niet bij woorden gelaten had, maar tot de daad was overgegaan. Voortaan was hij de grietman van Kollumerland ! Steeds meer Kollumers sloten zich bij het oproer aan.

In de herbergen werd flink gedronken en al spoedig had men het plan gereed om de woning van de volmacht, later grietman, Ridtske van Eysinga, te plunderen, maar dit plan werd doorgegeven aan Van Eysinga, die voorlopig de dans wist te ontspringen door een paar tonnekes bier naar het hoofdkwartier van de opstandelingen, de herberg van Jacob Jans, te sturen.

Het bier werd weldra ‘geconsumeerd’ en daar de voorraad bij Jacob Jans was uitgeput, ging de bende naar de herberg Lieuwe Hessels, waar Egbertus Dominici, Poppius Dominici en Poppius Boorsma zaten te drinken. Deze heren werden de herberg uitgestuurd, want voor aristocraten was geen plaats meer in de herberg…

Weldra bijzonder geestrijk door het geestrijk voht geworden, riep Ofke Haijes zichzelf uit tot ‘capitain’ van Kollum en ging “nae het huijs van Harmen Lubbes, roeper van den voors. dorpe Collum, ende daeruijt tegens wille ende danck van den selven Harmen de tromme gehaelt, de sleve geslagen, ende uijtroepingen veel volck bijeen gekregen heeft, de selve aanritsende ’s Landtschaps middelen met hem gevangene (Ofke Haijes) te helpen tegenstaan.
Dat oock de gevangene ten selven tijde gesterckt met Jan Harckes, Drieus Aebes ende andere al trommelende van ’t Westeijnde der voors. dorpe gegaen is nae Fop Claessens ende aldaer tegens danck van des selves huijsvrou ende dogter een van de Vaendels uijt ’t gerechthuijs gehaelt heeft, ende dat hij alsdoen so als Capitain vaendrich ende trommelende met de rapaille langs de gebuijrte uijt het rechthuijs is gegaen.
Dat de gevangene ten voors.dage tegens den avond met vliegende Vaendel, ende Trommelslagh mede was gemarcheert doorden gebuijrte naar de huijsinge van den Ontfanger Jacob Rosema, ende deselve hadt helpen insmiten, opbreecken ende ’t huijsraedd vernielen en plunderen. Dat de gevangene cum socius den Dienstboden van Rosema voornoembt hadden gevraeght, waer hij Rosema was, met de bij voeginge, so sij hem hadden, wouden sij hem in riemen snijden.”

Op deze 11e juni was Ofke Haijes dus de baas in Kollum en Buitenpost en de bevolking was hem blijkbaar goed gezind, anders zou hij niet zo’n groot machtsvertoon hebben kunnen ontplooien. Geen wonder dat in deze stemming het huis van de advocaat en ontvanger Rosema zonder enige schroom werd leeggehaald.

De volgende dag, woensdag 12 juni, begon met samenkomsten in de herbergen. Daar rijpte het plan in de komende nacht naar Buitenpost te marcheren en het huis van de gedeputeerde Tarquinius van Boelens te plunderen. Terwijl overdag feest gevierd werd en drank gedronken, begaf het Kollumer vrijcorps zich ’s avonds naar Buitenpost, waar inderdaad de woning van de gedeputeerde het moest ontgelden.

Nu restte alleen nog de woning van Van Eysinga en daartoe werd de volgende morgen (donderdag 13 juni) vergaderd. Men zou niet wachten tot de nacht, maar in de middag deze belangrijke operatie gaan uitvoeren en daarbij hoopte men Van Eysinga (ondanks de tonnetjes bier) zelf ook in handen te krijgen, om “hem in riemen te snijden.”

Terwijl die ochtend de voorbereidingen voor deze plundering en moord werden getroffen, kwam het onverwachte bericht dat er soldaten in opmars waren van Leeuwarden naar Kollum om het oproer de kop in te drukken.

Nu ging heel Kollum versterkingen aanleggen en een ‘wagenburg’ werd gemaakt om de intocht der landsknechten te beletten. De Kollumers werden intussen bewapend met vorken, stokken en alles wat maar kon dienen om te slaan en te steken.

Toen in de middaguren de soldaten te voorschijn kwamen, werden ze warm door het Kollumer vrijcorps ontvangen. Maar daar niet iedereen van plan was zijn leven op het altaar van Ofke Haijes te offeren, wemelde het weldra van deserteurs en onderduikers, zodat de rijen van stoere mannen evensnel dunden als bij het oproer in 1797 en na een paar uur van tegenstand geen sprake meer was.

De soldaten wisten een zekere Willem Jans gevangen te nemen, die voor éen der leiders van het oproer werd aangezien. Hij had echter volgens zijn zeggen onder dwang meegedaan en werd op 25 april 1635 vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.

Langzamerhand kreeg men echter een inzicht omtrent deze opstandige beweging en werden arrestaties verricht. Ook ‘capitain’ en oproerleider Ofke Haijes werd eindelijk gevangen genomen.

Het Hof van Friesland kende geen consideratie met dergelijke lieden. Op 17 december 1636 werd Ofke Haijes ter dood veroordeeld en nog dezelfde dag onthoofd. Jan Harckes kreeg een strenge geseling en werd voor vijf jaar verbannen. Drieuws Abes werd ook gegeseld, maar voor ‘eeuwig’ verbannen.

Onder de opstandelingen waren ook een paar Kenau’s, die niet vergeten mogen worden. Het waren Inneken en Agnieta Caspers, die dapper meestreden tegen het onrecht, maar voor hun dapperheid kregen zij geen onderscheiding, doch resp.éen en twee jaar gedwongen verblijf buiten het ‘heitelan’.

Zo eindigde het Kollumer Oproer in 1634. In elk geval waren het slechte dagen voor de ‘heren’ geweest en beste dagen voor de kasteleins…

Uit: Criminele Sententies Hof van Friesland, 25.4.1635 en 17.12.1636. Rare Kostgangers, Dokkum en omliggende gemeenten door de eeuwen heen, p. 36-39

 

 Posted by at 23:10