jan 012001
 

Boterstraat 2, kadastraal nummer A 227, A229 en later A2997

Wiep Klaas Smits 

De Gulden Butterton is een gevelsteen in het pand A227 op de hoek van de Fetze en de Boterstraat. Het huisje wat hier gestaan heeft was een 17e eeuws type dat doet denken aan de Groningse architectuur van die tijd.
In de 17e eeuw lag de vestingstad Dokkum aan de zeearm van de Lauwerszee. Wegens het dichtslibben van de waterweg werd de zetel van de Admiraliteit, die zich tot dan toe in Dokkum bevond, in 1646 verplaatst naar Harlingen. Hierdoor verdween een bron van inkomsten, maar ter compensatie ontwikkelde zich de landbouw. Dit is waarschijnlijk ook de reden waarom een koopman deze vergulde boterton in zijn gevel liet metselen.
Vroeger waren het twee kleine huisjes, waarvan het ene een erf had en het andere alleen een woongedeelte. In 1739 was de eigenaar van het perceel Willem Crans, die het verhuurde aan Ybe Douwes.
Begin 1774 werd het huisje zonder erf door eigenaar J.J.Mantz verhuurd aan de chirurgijn Clebé en in de Franse tijd (1794) werd het gekocht door kapitein Catwinkel die in Dokkum gelegerd was. Het kader werd nogal eens overgeplaatst maar de soldaten bleven en zo kwam het dat dit huis later gebruikt werd voor inkwartiering van soldaten. Na de Franse tijd, in 1800, kocht Pieter Cornelis Eskes, executeur te Dokkum, het pandje. Het huisnummer was toen A46, dit zou later nogal vaak veranderen. 

In 1832 was Frans Alles Klaver met erfgenamen de eigenaar van het gehele perceel A227 en hij verhuurde het vermoedelijk.
Daarna, in het jaar 1878 kwam het in handen van Tjalling van der Woude, kastelein aan de Veemarkt en gehuwd met Tjitske Toornstra, die het verhuurde aan de fam. S. Elgersma.
In 1911 kwam een moderner pand ter plaatse, maar de steen is gelukkig gebleven. In 1912 werd Laurentius Wüst de nieuwe eigenaar. Hij was koopman te Dokkum en in 1917 heeft hij het aan Alle Franses Wüst verkocht. Deze heeft er een winkel van gemaakt en samen met z’n vader werd het Fa. L. Wüst en Zn. In 1923 werd de firma ondergebracht in een vennootschap en werd het pand verbouwd tot winkel, kantoor en magazijn. De zaken gingen blijkbaar goed, want twee jaar later werd de naam veranderd in NV. Import en Export Maatschappij v/h L. Wüst en Zn. Ook waren ze eigenaar van de naastliggende panden aan de Fetze (A226 en gedeelte A229,later A2930), waar later kleermaker Van Klaarbergen z’n bedrijf had.
In 1925 werd het pand verkocht aan de gebroeders Otto en Gerrit Damsma. Otto was van beroep slager en Gerrit was handelsreiziger. In 1926 zien we een vereniging met het pand ernaast. Het huis werd verbouwd en in 1930 vond er een scheiding plaats.
Het pand A229 werd vervolgens verkocht aan Hendrik Damsma. 

Het huisje op dit perceel (A229) waar ook een erf bij hoorde maakte deel uit van een groter geheel. Op dit stukje oud Dokkum stonden eens 4 ‘woninkjes’ die alle eigendom waren van de fam. G.W.Bergsma. Deze familie bezat veel onroerend goed in de stad. De huisjes werden ook door hen gebruikt, maar op welke manier is ons niet duidelijk geworden; er staan tenminste geen huurders vermeld. Na C. Bergsma, die in 1806 eigenaar werd, zien we in 1811 voor het eerst een andere eigenaar nl. Jan Alberts Haarsma, een 71-jarige commies.
Het pand, ondertussen huisnummer A45, ging in 1830 over in handen van Harmanus Bruining, van beroep wolkammer. Hij verhuurde het pand aan Oost-Indiëgangers die teruggekomen waren en in Dokkum wilden blijven. 

Daaronder was Machiel Feugen die in mei 1835 terug kwam uit de Oost. Dit duurde tot ongeveer 1845 want toen kon hij het pand verkopen aan Steven van Goo, een collega wolkammer.
Van 1862 tot 1891 was Klaas Cornelis Eilander, een landskramer, de eigenaar en na hem kreeg het pand lange tijd een winkelbestemming.
We noemen Jan Cornelis Beitsma, voerman en rijtuigverhuurder (eigenaar tot 1896), en Pier Simons Osinga, uurwerkmaker en gehuwd met Doedtje Muhlschlegel (eigenaar tot 1906). Dhr. P. Osinga heeft het aan Anne Douwes van der Meulen – tevens eigenaar van A230 en A231- verkocht en als volgende eigenaar voor A229 staat Jan O. Visser op de lijst.
Jan O. Visser, koopman te Dokkum, heeft het pand in 1930 aan Otto Damsma verkocht. Hij was slager en winkelier te Dokkum, en heeft er samen met Gerrit Damsma, handelsreiziger, winkel, kantoor en magazijn van gemaakt.
Het pand A229 werd verkocht aan Hendrik Damsma die het op zijn beurt in 1943 verkocht aan Antje Kingma. 

In 1947 werd de ton door schilder De Beer opnieuw van een laagje bladgoud voorzien en werden de jaartallen zwart gemaakt. Toen kwam nog een aardig detail tevoorschijn. Het deksel van de ton bleek nl. een rits- of huismerk te bevatten. Dit botermerk van 1643 vinden we terug op een gedenksteentje dat gemetseld zat in de rond 1930 afgebroken poort van de Poartepleats onder Hantumeruitburen aan de Paesens. Links en recht stonden de letters W en B, eronder stond het jaartal 1651. In de voorzijde van de poort bevond zich een wapensteentje. De rechterhelft bevatte een bloem met steel. De linkerhelft was in tweeën gedeeld. Boven een rood vlak en onder wederom het huismerk op een blauw vlak. De toenmalige eigenaar was Wopcke Bartholomeus.
De slagerij van O. Damsma (A227), voor veel Dokkumers nog een bekende, werd in 1967 verkocht.

Thans zijn in Dokkum de volgende gevelstenen nog aanwezig:

  • In ’t roodt hardt 1614, Lange Oosterstraat 4,
  • De Gulden Butterton 1643, Boterstraat 2,
  • Int Veguld Seepeert 1656, Boterstraat 6,
  • Gekroonde Zoutziederij 1739, Halvemaanspoort 15/17,
  • De Gouden Hand 1743, Vleesmarkt 33,
  • De Zwarte Hand 1754, Wortelhaven 6,
  • De Vergulden Klok 1758, Stenendam 1,
  • S.P.Q.D 1834, Zuiderbolwerk 21,
  • De Gekroonde Eenhoorn, Boterstraat 13/17,
  • Het Swart Steigerend peerd, Diepswal 33,
  • Distilleerderij, Oostersingel 18,
  • De Drie Gekroonde Roosen, Legeweg 9,
  • Een Koe, Nauwstraat 1, Galerie Ezerman,
  • het Wapen van Dokkum, Bij ’t hooghuis 6,
  • het Wapen van Dokkum, Halvemaanspoort 29, recentelijk afgebroken.

 



De Gulden Butterton 1643

De Gulden Butterton 1643  De Gulden Butterton 1643

Advertentie

 Posted by at 23:49