okt 012000
 

R.H. Postma

Na het einde van de 80-jarige oorlog wilden de inwoners van Dokkum een goede verbinding met de stad Groningen hebben. Daarom liet het stadsbestuur van 1645 – 1656 een vaart in zuid-oostelijke richting graven. Hij ging via Westergeest – Augsbuurt – Gerkesklooster naar Stroobosch. Daarom wordt hij de Stroobosscher Trekvaart genoemd. Ernaast kwam het trekpad waar een paard kon lopen, in het water voer het trekschip.

Om de vaart te laten graven had het stadsbestuur veel geld geleend van rijke lieden. Het karwei kostte veel meer dan Dokkum had gedacht. Zodoende ging Dokkum failliet en werd de stad wel “Arrem Dockum” genoemd.

In 1682 werd de trekvaart eigendom van de mensen die samen het geld hadden uitgeleend. In het gemeentehuis van Kollum worden belastingboeken bewaard waarin deze mensen voorkomen.

Op verschillende plaatsen waren namenlijk tolhuizen gebouwd en als je van de vaart of de weg gebruik wilde maken moest je tol betalen. Die tol is dus een soort belasting.

Bij Oudwoude stond ook zo’n tolhuis. Het was op de kruising Trekweg en nu Lauwersmeerweg. Ongeveer tegenover garage Fennema. Dit wordt het Kollumer Vallaat genoemd. Een vallaat in een kleine schutsluis. Die moest steeds geopend worden om de schepen door te laten. De schipper kon dan direkt zijn tol betalen. Het was verder een halteplaats voor de trekschepen waar passagiers konden in of uitstappen. Bovendien was het een wisselplaats voor de paarden.

In het reëelcohier van 1713 kom je dit tolhuis tegen. Er staat: “De participanten van de Trekweg eijgenaars, Binnert Jans bruiker van een tolhuis, hovinge, vallaet en trekweg, de reparatie tot last van de eijgenaars, huurwaarde 385 guldens, 8 penningen belasting.”

De participanten blijven steeds eigenaar maar er komen geregeld andere huurders. Hieronder zie je een lijst met huurders/tolbazen:

1719 Jacob Harmens;

1731 Metske Simens

1734 Andrijs Hendrix

1736 Geldt Wijbrens

1737 Alle Molles

1739 Symen Hansen

1740 Willem Brands

1743 Pyter Klases

1749 Abe Wytses (tolman, redelijk in staat)

1756 Jan Harmens

1760 Sybe Sijtses (hij blijft zeker tot 1775)

1781 Claas Wytses

In 1779 werd de provincie eigendom van de Trekweg en Trekvaart.

In 1797 woont Abel Wijbes Keuning op het Kollumer Vallaat, hij is sinds juli van het jaar daarvoor lid van het provinciaal bestuur van Friesland. Dat betekent dat hij op de hand van de Fransen is en dus patriot. In februari van 1797 is het Kollumer Oproer. Vanuit het huis van Keuning wordt bericht naar Leeuwarden gestuurd naar het Frans gezag.

Later komt Jan Binnes met een aantal aanhangers in het huis van Keuning om wraak te nemen, deze weet zich op tijd te verstoppen. Als hij was gevonden, had hem dat mogelijk de hals gekost.

Van 1810-1819 was de Trekvaart weer eigendom van het rijk; van 1819-1876 de provincie weer en sinds 1879 weer bij het rijk.

Bij Kollum was ook een Tolhuis, die naam vind je daar nu terug in een nieuwbouwwijk aan de zuid-oostkant van Kollum.

 

 Posted by at 23:54