sep 012000
 

Sj. Postma (Sneuper no.42, pag. 79 e.v.)

Aan het eind van de jaren 1880 werd bekeken of er mogelijkheden waren voor de aanleg van spoorwegen op lokaal nivo in het noorden van het Friese land. Zo lezen we in de courant:

Eindelijk is het dan zover dat het Friesche noorden niet langer verstoken zal blijven van een communicatiemiddel, dat steun en nieuw leven zal geven aan een nijvere, dichtbevolkte, vruchtbare streek, wier hoofdbronnen van bestaan, thans meer dan ooit gedrukt door de loop van de omstandigheden, daaruit nieuwe levenskracht en welvaart zullen putten. Waar is in ons land een beter en meer bevolkt oord te vinden!

Er kwam een commissie, die in rijp beraad alle voors en tegens onder de loep moest nemen. Zo was er in het begin sprake van dat de spoorlijn in Hantum zou eindigen, maar daar gingen Oostdongeradeel en Dokkum tegenin. De kosten worden geraamd op f 30.000,- per kilometer. De weg Hantum – Metslawier, circa 5 kilometer, passeert slechts 2 vaarten, waarover vaste bruggen voldoende zijn, terwijl de spoorlijn 2 of 3 kunstwegen snijdt, zodat het hele kostenbedrag wordt geraamd op f 170.000,- /f 180.000,-.

Verder moet worden bekeken of doortrekking via Ee naar Buitenpost wenselijk is, zodat niet alleen Leeuwarden, maar ook Groningen gemakkelijk te bereiken is.

Ook andere onderwerpen komen aan de orde, zoals het verschepen van koeien. In die tijd werden er namelijk maandelijks zo’n 30-tal koeien ingescheept naar Argentinië. De kosten hiervan werden voor de helft gedragen door de landsregering en voor de helft door boerencorporaties. Door het aanleggen van een spoorweg konden de kosten hiervan worden gedrukt. Dit en meer van dergelijke dingen werden aangehaald om het besluit er door te krijgen de spoorlijn aan te leggen.

Toch waren er niet alleen argumenten vóór de aanleg. Er waren ook mensen tegen. Een voorbeeld hiervan is een ingezonden stuk van S.W. de Roos:

Deze geprojecteerde spoorlijn is aan de orde van de dag met een courantenartikel. Als men dat zo leest, zou men zeggen: “Wat jammer dat die lijn er niet voor jaren is aangebracht”. Dan waren de landbouwers hier in het noorden al rijk geweest. Maar nu staat al dat geluk ons nog te wachten door zich in voorspoed en weelde te baden als de lijn tot stand is gebracht. Ook wordt gezegd, dat zowel wolvee als wel de strohandel niet in voldoende mate worden aangevoerd. Door nu in aanmerking te nemen, dat deze lijn enige millioenen gaat kosten, behoeft het zeker geen betoog, dat zij in geenen deele zal renderen, terwijl het prachtige plaatsen zal ruïneren met haere doorsnijding.

Wat de gemeenten aangaat, deze moeten wikken en wegen wat de subsidieën aangaat, want de dorpen zullen er waarschijnlijk eene gevoelige knak door ondergaan. Bij al bestaande lijnen zijn er al met name grote stroboeren getuimeld als waren het kaatseballen! Zowel in Groningen als Noord-Holland.

Aldus de heer De Roos.

Zoals uit de weergave van een onderzoek door de heer Schotel in een brochure blijkt, zal elke twijfel aan de exploitatie plaats maken voor de overtuiging van de levensvatbaarheid van deze N-F-L-S. De aanleg van de genoemde spoorweg zal de gelukkige oplossing zijn van één der ernstige levensvragen voor Noord-Friesland. De heer Schotel zegt – en wij (de commissie) zeggen het zonder voorbehoud na – dat de streek, welke door de ontworpen lijnen wordt doorsneden, ongetwijfeld als één der meest vruchtbare van Nederland worden beschouwd. En de ontsluiting via Leeuwarden en Harlingen biedt vooruitgang, o.a. ook de uitvoer door bootverbindingen naar b.v. Engeland. Daarnaast staat ons nog binnen enige jaren de inpoldering van het Friese Wad te wachten, zodat landaanwinning wordt verkregen.

Als voornaamste produkten voor export worden genoemd bij de akkerbouw: Koren, aardappelen, vlas, cichorei, kanariezaad, karwij, blauwmaanzaad, enz. Verder worden verscheidene hectaren voor tuinbouw benut. Ook boterartikelen kunnen worden vervoerd en ook stropapierfabrieken, die binnenkort zullen worden opgericht, kunnen er hun voordeel mee doen.

Wat de veestapel betreft, kan men veilig constateren, dat zijne vermaardheid zich uitstrekt tot over de grenzen, zelfs buiten Europa. Over deze gehele vervoersstroom kan men zich een denkbeeld vormen aan de hand van de volgende cijfers:

Volgens het officiële verslag van de landbouw in Nederland over 1886 was de aanvoer

op de markt in Leeuwarden        over geheel Friesland

paarden                 1.321		    5.853

koeien                 71.128 		  125.505

schapen/lammeren       76.764             168.288

varkens                18.122              37.115

kilo boter          2.369.874           8.462.638

kilo kaas             624.804           2.516.451

(Friesland is hoofdzakelijk verdeeld over 6 markten; Leeuwarden is de hoofdplaats voor geheel Noord-Friesland; hieruit blijkt duidelijk het aandeel van Noord-Friesland)

Na diepgaand onderzoek wordt besloten tot de aanleg van spoorwegen in Noordoost-Friesland ter lengte van 75,7 km. Er wordt gerekend op een personenvervoer van 220 personen per dag per km. Het achterland beslaat ± 55.000 ha, waarvan 3/5 bouwland en 2/5 weiland.

Alles klinkt goed en er wordt besloten om aandeelhouders 2 jaar – uiterste duur aanleg – een rente van 4% uit te keren. De subsidies zijn toegestaan door de gemeenten met een mogelijke verhoging voor Oostdongeradeel, mits de lijn wordt doorgetrokken tot Anjum. Door de provincie wordt f 4000,- per km betaald en dit wordt aangevuld door het Rijk tot 1/3 van het totale bedrag. Voor de rest worden obligaties uitgegeven. De rente zal worden gevonden uit de ontvangsten voor het vervoer van reizigers, landbouwproducten, vis, zuivelproducten, veevervoer, etc. tot een bedrag van f 273.260,-.

Meer informatie over de NFLS (Dokkumer Lokaaltje) op andere websites:

 Posted by at 09:42