jun 012000
 

Wiep Klaas Smits

Voordat het eigenlijke onderwerp begint is het noodzakelijk dat men enige algemene dingen over gevelstenen weet. Wanneer en met wat voor doel werden ze gemaakt? Wat is een gevelsteen eigenlijk?

Een gevelsteen is een gebeeldhouwd basreliëf, dat in de gevel gemetseld is. Het was bedoeld om het huis te onderscheiden van dat van anderen. Veelal ging het om de woonplaats van een koopman of ambachtsman aan te duiden. De gevelsteen nam de plaats in van de toen nog niet bestaande huisnummering. Gevelstenen mogen niet verward worden met gevelversieringen (bijv. ornamenten) of gedenkstenen, die bedoeld zijn om een bepaalde gebeurtenis of persoon te gedenken.
Vanwege het doel waarvoor ze gemaakt zijn, werden gevelstenen vaak ingemetseld tussen de eerste en de tweede verdieping van een pand, hoger waren ze niet functioneel meer. De vorm is meestal vierkant of rechthoekig, aangezien dit goede mogelijkheden gaf tot vlakverdeling en gemakkelijk was in te metselen. Gevelstenen werden gemaakt van hout of steen. Van de houten zijn weinig bekend, aangezien dit een vergankelijk materiaal is en ook niet gespaard werd bij brand. De houten gevelstenen vormen een overgang tussen de al veel eerder bekende uithangborden en de stenen gevelstenen. Hierbij speelde de prijs zeker een rol.
De vroegste gevelstenen zijn klein en eenvoudig van uiterlijk. Later vindt men grotere stenen met uitgebreidere voorstellingen. Er komen dan ook steeds meer versierende elementen aan te pas.
Indien aanwezig, is de belettering van een gevelsteen vaak slecht. Dikwijls lijkt het als of de steenhouwer in het wilde weg begonnen is met beitelen om aan het eind van de tekst tot de ontdekking te komen dat er geen ruimte meer is.
Bij gevelstenen is onmiskenbaar de invloed van de heraldiek te merken. Er zijn zeker vijf punten van overeenkomst te noemen. Allereerst de gedaante van de figuren, bijv. de meermin en de meerman, ten tweede de stand en de schikking van de voorwerpen (dit is vaak afwijkend van de werkelijkheid). Ten derde de soort figuren. Onder de dieren zijn dit bijv. de leeuwen, herten en adelaars; onder de bloemen de leliën en de rozen. Ten vierde het getal: dit is vaak drie, verwijzend naar de heilige drieëenheid. Als laatste wil ik u wijzen op de gelijkenis in de kleuren. Het zijn vaak heraldieke kleuren in plaats van natuurlijke die gebruikt zijn.
De gevelstenen zijn mogelijk ontstaan uit de wapenborden die aangebracht waren boven de poort of op de muur van de woonplaats van een edele. Ruwweg zijn de gevelstenen in te delen in twaalf categorieën:

  1. Bijbelse taferelen
  2. Evangelisten en heiligen
  3. Symbolen en humor (bv. de Gouden Hand)
  4. Mythologische voorstellingen
  5. Fabels en legenden (bv. de Gekroonde Eenhoorn)
  6. Beroepen en bedrijven
  7. Ambachten
  8. Handel en verkeer (bv. de Gulden Butterton)
  9. Historie, topografie en wapens (bv. Het wapen van Dokkum).
  10. Bomen, planten, bloemen (bv. de Drie Gekroonde Roosen)
  11. Dieren (bv. het Swart Steigerend Peerd)
  12. Diversen.


Thans zijn in Dokkum de volgende gevelstenen nog aanwezig:

  • In ’t roodt hardt 1614, Lange Oosterstraat 4,
  • De Gulden Butterton 1643, Boterstraat 2,
  • Int Veguld Seepeert 1656, Boterstraat 6,
  • Gekroonde Zoutziederij 1739, Halvemaanspoort 15/17,
  • De Gouden Hand 1743, Vleesmarkt 33,
  • De Zwarte Hand 1754, Wortelhaven 6,
  • De Vergulden Klok 1758, Stenendam 1,
  • S.P.Q.D 1834, Zuiderbolwerk 21,
  • De Gekroonde Eenhoorn, Boterstraat 13/17,
  • Het Swart Steigerend peerd, Diepswal 33,
  • Distilleerderij, Oostersingel 18,
  • De Drie Gekroonde Roosen, Legeweg 9,
  • Een Koe, Nauwstraat 1, Galerie Ezerman,
  • het Wapen van Dokkum, Bij ’t hooghuis 6,
  • het Wapen van Dokkum, Halvemaanspoort 29, recentelijk afgebroken.

 


 

De Gouden Hand 1743

Vleesmarkt 33  De Gouden Hand 1743

Vleesmarkt 33, Kad. Dokkum sectie A. nr.2479 en ontstaan uit de nummers A686 en A687 (1832). Huisnummer D 12.
De gevelsteen bevindt zich in een mooi 18e eeuws pand, op de hoek van de Vleesmarkt en de Wortelhaven bij de Bonte Brug. De steen toont een vergulde opgestoken rechterhand en heeft een buitengewoon fraai ornament. Begin 1700 komen we twee Hansma’s tegen op de lijst van eigenaren; eerst Douwe en vervolgens Sytze. De Hansma’s, een bierbrouwersfamilie die het vak bijna 200 jaar uitoefende, nam een zeer belangrijke positie in in de Dokkumer middenstand. De naam Hansma, ook wel geschreven als Hantsma, zou tevens kunnen verklaren waarom er gekozen is voor een hand bij de vervaardiging van de steen.
Naast het Kluunbier (winterbier wat ook warm werd gedronken), het Maertebier (licht zomerbier) en het Jopebier (het beste en duurste) kende men ook het Hansma’s bier. Dit had een zeer goede naam, wat blijkt uit het volgende zegje: “Dit giste je deur de neus heene en holp goed teugen de dust.”
Het pand (dat een nauwe band had met het pand van de Zwarte Hand) bestond uit een duidelijk bedrijfsgedeelte en een prachtig woongedeelte aan de voorkant met het zicht op het Klein Diep. Na het overlijden van Sytze Hansma bleef zijn vrouw met de kinderen er wonen. Daarna heeft Beernt Feikes Ronner, schoonzoon van Sytze, die ook bierbrouwer was, het pand bewoond. In 1787 was hij de eigenaar. De wed. Hansma was intussen verhuisd naar het huisje achter “In ’t Vergulde Seepeert 1656” in de Boterstraat.
Aan de achterkant, aan de Wortelhaven, stond nog een arbeiderswoning. Deze werd tot ca. 1780 bewoond door Arendt van der Leij, arbeider bij de Hansma’s. Toen weduwe Hansma overleed (ca. 1770) kwam de weduwe A. van der Leij in het pand achter ’t Veguld Seepeert te wonen.
In 1806 werd Tjeerdt Feikes Brouwer, van beroep ook bierbrouwer en gehuwd met Grietje Sjoerds de nieuwe eigenaar. Daarna ging het bergafwaarts met de bierbrouwerijen in het algemeen, hetgeen vooral te wijten was aan het opkomende koffie en theegebruik. Zo ook met deze brouwerij, want in 1832 was het woonpand verkocht aan Ytje Jans Osinga, Wed. Bernardus Cornelis van Balen, die er tot 1865 bleef wonen. Ook het achterliggende gedeelte werd haar eigendom en dat verhuurde ze aan Harmen Visser.
In 1865 verkocht ze het geheel aan Minne Luitjens van der Bij, winkelier. Toen hij overleed bleef zijn vrouw Trijntje Jans er wonen en werd z’n zoon Luitjens de eigenaar. Daarna kwam de bakker Libbe Meinderts Meijer, die in 1910 er een achterliggend stuk bij heeft gekocht van Meindert Veenstra, van beroep ‘verwer’.
Het erf verdween, werd bebouwd en bij het huis getrokken.
Na Libbe kwam Hendrik Keizer, een schipper, op de lijst en in 1918 heeft hij het weer verkocht aan een collega, te weten schipper Klaas Johannes Toornstra. Na een gedeeltelijke sloop in 1932 heeft hij het pand in 1955 verkocht aan Jelle Dijkstra, die monteur was. Hierna was tot 1965 Gerrit Wiersma, stucadoor en gehuwd met Sapke Joustra, de eigenaar.

Nota van K. Toornstra Jzn

 Posted by at 17:32
  1. Nederland of Amerika…